De Generaal !

 

De generaal geeft les...

  1. Waaier rijden
  2. De techniek van het waaier rijden en de dubbele waaier!

Techniek van het rijden in waaiers

Groep 2 (en 1 waarschijnlijk ook) rijdt doorgaans keurig 2 aan 2 met weinig wisselingen, de techniek daarvan is duidelijk en behoeft geen toelichting.
Voor groepen 3 en 4 geldt echter dat er wat (tot heel veel) harder doorgereden wordt.
Als de wind dan schuin van voren staat wordt het noodzakelijk in waaiers te gaan rijden om te voorkomen dat de helft van de groep er af waait.
Hieronder een uitleg die ik vond op de website van IJSVU: IJsvereniging Utrecht.
Lees vooral het stuk over de dubbele waaier.
Vooral deze techniek blijkt erg onbekend en om die goed toe te kunnen passen is het noodzakelijk dat iedereen in de groep weet hoe het gaat.
Als we allemaal weten hoe dat werkt dan kunnen we met dubbel zo grote groepen op smalle wegen en fietspaden "in de waaier" en zullen er veel minder mensen hoeven af te vallen.
------------------------------------------------------------------------------------------------------

Even wat basics. Uit welke hoek waait de wind? Op een lange rechte weg hoef je dat maar één keer te bepalen. Maar wat als het parcours erg bochtig is? De voorste rijder moet bij elke bocht opnieuw bepalen waar zij na de bocht moet rijden om de ploeggenoten zo veel mogelijk windvoordeel te geven. Een nuttige vuistregel is: je stuur met de bocht mee, maar minder scherp dan de bocht in de weg zelf. Stel: de wind komt van rechtsvoor, de voorste rijder rijdt dan uiteraard helemaal rechts van de weg. Er komt een haakse scherpe bocht naar rechts. Wat doet de voorste rijder? Die maakt ook een bocht naar rechts, maar minder scherp: zij laat zich als het ware een beetje de bocht uitzeilen zodat zij na de bocht zo veel mogelijk links op de weg rijdt. Na de haakse bocht komt de wind immers niet meer van rechtsvoor maar van linksvoor. In zeiltermen: je gaat door de wind, de voorste fietser (de boeg) zoekt de wind op.



De enkele waaier
Een aantal wielrenners rijdt schuin achter elkaar. Hoe meer de wind van voren komt hoe rechter ze achter elkaar rijden; hoe meer de wind van opzij komt hoe meer ze naast elkaar kruipen. De voorste fungeert als windbreker voor de anderen. Dat maakt het rijden op kop zwaar, zeker als je er een flinke snok aan geeft, Zodra je vindt dat je op kop genoeg gedaan hebt geef je het bekende sein met je elleboog, je geeft af, houdt in zodat de rest je kan passeren zonder dat ze hoeven te versnellen.

Zeker als de groep wat groter is moet je op kop bij zijwind (en dat is meestal het geval) op het uiterste randje van de weg (of weghelft als je te maken hebt met tegenliggers) gaan rijden zodat er voor de achterste van de groep ook nog ruimte is om schuin naast haar voorganger te rijden en zij niet -onbedoeld in dit geval- op het kantje gezet wordt. Als de wind recht van voren komt rij je wat verder uit de kant, de voorste zal, als zij zich laat zakken, ruimte moeten maken door iets opzij te sturen (op de openbare weg uiteraard naar rechts) zodat de volgende in een rechte lijn naar de koppositie fietst. Als de wind van opzij komt zakt de voorste in eerste instantie recht naar achteren, degene die overneemt stuurt geleidelijk naar de wind toe. Als -nieuwe- koprijder zoekt zij de wind op. Bij het verder naar achteren afzakken zorg je ervoor dat je dicht tegen de waaier aankruipt. Daarmee geef je extra windvoordeel aan de overige leden van de groep en zorg je ervoor dat het gat dat je moet overbruggen bij het weer aanpikken in het achterste wiel niet te groot wordt. Dat aanpikken is een kritiek moment: je komt -moe- van kop, zakt met teruglopende snelheid naar achteren en moet op tijd weer gas geven om het achterste wiel te pakken. In een goed op elkaar ingespeelde ploeg is dat geen probleem. Op kop zal op dat moment zeker niet versneld worden. Vaak wordt afgesproken dat de koprijder het tempo zelfs een fractie laat zakken totdat zij van achteren een seintje heeft gekregen. Dit gaat een heel klein beetje ten koste van de snelheid van de ploeg, maar er wordt veel (kostbare) energie gespaard.

Een enkele waaier is aan te bevelen als de groep erg heterogeen is. De sterkste doet dan het leeuwendeel van het kopwerk. Niet door harder te rijden, maar door langer op kop te blijven. De zwakste blijft in het laatste wiel (of wordt -in voorlaatste positie- geduwd, ook dat komt in de beste wielerkringen voor). Ook als er veel onrust veroorzakende ruisfactoren zijn, bijvoorbeeld bij de combinatie van een harde tegenwind met een bochtige weg (zodat de groep steeds door de wind moet) met veel ander verkeer en allerlei dubieuze veiligheidsbevorderende obstakels (denk aan de Amsteldijk tussen Uithoorn en Ouderkerk), heeft een enkele waaier mijn voorkeur.



De dubbele waaier
Hoe korter de overnames hoe meer het rijden het karakter krijgt van kop over kop: zodra je op kop komt word je alweer voorbij gereden door degene achter je. Dit gebeurt uiteraard vanzelf als je er voor kiest om niet hard door te trappen als je in de wind komt: er ontstaan dan twee rijen: aan de windkant een rij wielrenners die zich laten terugzakken en in hun luwte een rij die (door die luwte relatief makkelijk) naar voren schuift. Op een brede weg zonder overig verkeer kan dan een ideale dubbele waaier ontstaan, waarbij de voorste rijders van beide rijen het meest de wind opzoeken en alle overige rijders daar schuin achter en dus min of meer beschut rijden. In de praktijk van smalle wegen met veel overig verkeer kan dat niet: er rijden dan twee rijen paralel aan de wegrichting, de ene uiterst rechts, de andere links ervan. Komt de wind van links dan is de rechter rij de snelste, inhalende rij (dus tegen de verkeersregels in!); komt de wind van rechts dan haalt links rechts in. Dat laatste -met het oog op de verkeersveiligheid- uiteraard ook als de wind recht van voren komt (en het qua windbeschutting niet uitmaakt wie wie inhaalt). Het lastigste moment zit bij een dubbele waaier bij degene die van kop komend -met teruglopende snelheid- wordt ingehaald door zijn opvolger die met relatief hoge snelheid de kop overneemt. Het is dan zaak om goed in het wiel van die persoon (bij wie de snelheid even later overigens ook terug zal lopen) te kruipen. Als dat niet goed gebeurt valt er een gat in het ?windscherm? wat natuurlijk nadelig is voor de inhalende rij. Ook als een wielrenner met (te) sterke benen en een te groot ego (of een fietser, die er -per definitie- niet over nadenkt) op kop te lang hard door blijft fietsen is de kans groot dat een dergelijk gat ontstaat. De groep wordt dan aan flarden getrokken, de onderlinge cohesie verdwijnt, de machine gaat haperen en dankzij die ene druiloor zal de groep uiteindelijk minder goed presteren.

Een goed lopende dubbele waaier is een genot voor het oog maar vooral ook voor de benen! Het houdt de zaak levendig: je bent voortdurend bezig met inhalen en ingehaald te worden. Het is een carrousel van alsmaar om elkaar heen draaiende wielrenners. Maar die wielrenners moeten dan wel van ongeveer hetzelfde niveau zijn, want van iedereen wordt ongeveer hetzelfde vereist. De extra kwaliteiten van iemand die sterker is dan de rest kunnen niet optimaal benut worden (zo iemand moet ook gewoon meedraaien in de carrousel en de benen stilhouden zodra hij op kop komt), iemand die zwakker is dan gemiddeld kan niet meedraaien.



Rondjes overslaan
In de kroeg en in het peloton heel verstandig. Maar het moet wel echt nodig zijn. Als collega?s gaan denken dat je bezig bent hun bordje leeg te eten voordat je aan dat van jezelf begint dan maak je geen vrienden.

Als je merkt dat je moeite krijgt om mee te draaien besluit je in het laatste wiel te blijven hangen. Wil je daar optimaal profijt van hebben dan moet je jezelf goed positioneren zodat er geen (centi)meter teveel ruimte kan ontstaan tussen jouw voorwiel en het achterwiel van de voor jou invoegende collega, die jij tijdig en luid het sein TUSSEN geeft. In een dubbele waaier, waar onophoudelijk posities gewisseld worden, kan je dan wel blijven roepen. En je hebt al zo weinig lucht. Het is dan veel slimmer om ????n keer te roepen dat je niet (meer) meedraait. Door tijdig, dus voordat je je benen totaal verrot getrapt hebt, een paar beurten over te slaan kun je later (als je je zoveelste reservelade energie hebt weten open te trekken) misschien weer wel meedraaien en alsnog waardevol zijn voor de ploeg.